Historici in debat over oorlogsslachting West-Oekraïne anno 1941

Vlak na de Duitse inval in de Sovjet-Unie van juni 1941 werden duizenden Oekraïners, Joden en Polen in Galicië vermoord. Wie waren de daders? Alleen de stalinistische geheime politie NKVD die, op de vlucht voor de Wehrmacht, politieke gevangenen moest liquideren? Of waren het vooral SS'ers en activisten van de Organisatie van Oekraïense Nationalisten, die op jacht gingen naar Joden en Polen ? Twee boeken over deze vergeten slachting maken duidelijk dat de vreemdelingenhaat van de nationalisten een hachelijk thema is in de hedendaagse Oekraïense geschiedschrijving.

door Marc Jansen

Op 22 juni 1941 viel het Duitse leger, in weerwil van een nog geen twee jaar eerder gesloten niet-aanvalsverdrag tussen Hitler en Stalin, de Sovjetunie binnen. Het overrompelde Sovjetleger moest zich inderhaast terugtrekken. Een reden van de onvoorbereidheid was dat als gevolg van het door de ministers van buitenlandse zaken Molotov en Ribbentrop, op  23 augustus 1939 gesloten pact de Sovjetgrens ver was verlegd naar het westen, waar de defensiewerken minder up-to-date waren. Het verdrag verdeelde Oost-Europa in invloedssferen. Al een week later, op 1 september, viel Duitsland vanuit het westen Polen binnen, twee weken daarna deed de Sovjetunie hetzelfde vanuit het oosten. De grens tussen beide grootmachten liep voortaan dwars door de voormalige onafhankelijke Poolse republiek, ‘dit wanstaltige product van het Verdrag van Versailles’ in Molotovs woorden.

Het door Moskou veroverde gebied, waar de Polen een minderheid vormden, werd bij de Sovjetrepublieken Oekraïne en Wit-Rusland gevoegd. De Sovjet-Unie legde daarnaast beslag op  de drie Baltische landen en Moldavië, maar slaagde er niet in ook Finland op de knieën te dwingen. West-Oekraïne werd gesovjetiseerd en geoekraïniseerd, Polen werden er en masse gearresteerd en gedeporteerd, maar ook de Oekraïners kregen op den duur met de Sovjetterreur te maken.

Na de inval van 22 juni 1941 rukte het Duitse leger snel op in West-Oekraïne. De geheime politie van de Sovjetunie, de NKVD, wilde de tienduizenden politieke gevangenen die zij in het kader van de sovjetisering in de afgelopen twee jaar had opgesloten niet in Duitse handen laten vallen. Wie niet kon worden geëvacueerd, werd doodgeschoten. Dit gebeurde in opdracht van de leiding van de Sovjet-staatsveiligheidsdienst en de executies werden teruggerapporteerd. Naar buiten toe werd alles ontkend. ‘Laster’ noemde Molotov tegenover de Britse ambassadeur de verhalen die erover rondgingen, als er iets was gebeurd, was het het werk van de Duitsers. De ambassadeur gaf het braaf door aan Londen.

Lviv during the war 1941
Lviv in 1941 tijdens de Tweede Wereldoorlog (foto Wikipedia)

Deze massamoord is het onderwerp van het door Ksenya Kiebuzinski van de universiteit van Toronto en Alexander Motyl van de Rutgers University geredigeerde The Great West Ukrainian Prison Massacre of 1941. Binnen goed een week werden in West-Oekraïne tussen de tien- en veertigduizend gevangenen op beestachtige wijze doodgeschoten, schrijven zij in hun inleiding. Voor 70 procent waren dit Oekraïners, voor 20 procent Polen, de rest waren Joden en anderen.

Het is volkomen terecht dat aan deze door het vervolg van de oorlog in de schaduw gestelde en tamelijk onbekende massamoord aandacht wordt besteed. Dat neemt niet weg dat er ook kritiek valt te leveren op de bundel. Zo zou bijvoorbeeld na driekwart eeuw wel een poging kunnen worden gedaan tot een preciezere schatting van het aantal slachtoffers te komen, de marge blijft nu erg ruim.

Nekschot of foltering?

Als de NKVD gevangenen executeerde, gebeurde dat doorgaans door middel van een nekschot. Maar veel gevangenen waren volgens de redacteuren Ksenya Kiebuzinski en Alexander Motyl ‘zoals hun duidelijk verminkte lichamen lieten zien, ernstig gefolterd voor zij werden gedood’. Ze werden maar al te vaak aangetroffen, zo komt uit de in hun boek verzamelde documenten naar voren, zonder ogen, tong, borsten, genitaliën. Sommige gevangenen leken levend te zijn begraven, te zijn gekookt, hun schedels waren ingeslagen. Sterker nog, buiken van zwangere vrouwen waren opengesneden en hun embryo’s vastgespijkerd, bij priesters zouden kruisen op hun borst zijn gekerfd of zij zouden zelfs zijn gekruisigd aan de gevangenismuren.

Zonder toelichting wat we van deze getuigenissen moeten geloven en wat niet, besluiten de redacteuren dat dit het werk van de NKVD moet zijn geweest. Tegen die opvatting hebben andere eerdere onderzoekers ingebracht dat de gehaaste NKVD nauwelijks tijd had om de gevangenen op deze manier onder handen te nemen. Folteren maakte zeker deel uit van het NKVD-arsenaal, kan men daaraan toevoegen, maar met de bedoeling gevangenen tot ‘bekentenissen’ of het noemen van ‘medeplichtigen’ te bewegen, bij een executie was een nekschot normaal gesproken afdoende. Deze door Kiebuzinski en Motyl verworpen versie gaat zo ver te beweren dat de verminkingen na ontdekking van de lijken ‘post mortem’ door Oekraïense nationalisten  zouden zijn toegebracht om het effect op de Oekraïense bevolking te versterken en wraakgevoelens aan te wakkeren. Met recht noemen de beide redacteuren het buitengewoon onwaarschijnlijk dat de nationalisten hun natiegenoten, vaak medestanders en soms zelfs verwanten zo hebben toegetakeld, zij hadden er bovendien net zo min veel tijd voor.

Plausibele verklaring

Maar een nogal plausibel klinkende andere mogelijkheid laten Kiebuzinski en Motyl buiten beschouwing. Die is naar voren gebracht door Kai Struve, de aan de universiteit van Halle verbonden auteur van Deutsche Herrschaft, ukrainischer Nationalismus, antijüdische Gewalt. Al kan er op beperkte schaal wel sprake zijn geweest van afgehakte ledematen en kunnen zich ook  kinderen hebben bevonden onder de terechtgestelden, de meeste verminkingen uit de verslagen verwijst Struve naar het rijk der fantasie. ‘Misvormingen, die door veel waarnemers als sporen van foltering en mishandeling werden uitgelegd, kunnen in werkelijkheid ontbindingsverschijnselen zijn geweest’, schrijft hij. Geruchten over foltermethoden en verminkingen ‘berustten op een beeld van de Sovjets als kwade, duivelse macht’ en pasten bij in deze tijd voorkomende vormen van religieuze extase en het idee van rituele moord. Des te meer, omdat na de vlucht van de NKVD en de Communistische Partij de achtergebleven Joden nu tot zondebok werden gemaakt. De Duitse evenals de Oekraïense nationalistische propaganda (Völkischer Beobachter, Krakivski vestnik) gooide er graag een flinke schep bovenop, overeenkomstig hun idee van Judeo-Bolschewismus speelden de Joden voor beide immers onder één hoedje met de bolsjewieken.

Bandera colour
Stepan Bandera (1909-1959) (foto Wikipedia)

 

Sjtetls en steden

Dit alles deed zich voor in het centrum van de wereld der Oosteuropese Joden, die leefden in Oost-Poolse en West-Oekraïense steden en sjtetls. Dat ze met de massamoord niets van doen hadden (er waren onder de gedode gevangenen ook Joden), maakte voor de propaganda geen verschil.

In de dagen die volgden op de inval van 22 juni bereikten Duitse troepen deze West-Oekraïense steden, stadjes en dorpen. In hun zog bevonden zich aanhangers van de Organisatie van Oekraïense Nationalisten (OOeN) en haar leider Stepan Bandera (die zelf het Duitse grondgebied niet mocht verlaten), of ze staken hun kop op uit de onderduik waar ze zich na de Sovjetbezetting hadden verscholen. Ze hoopten van de Duitse opmars gebruik te maken om hun droom te verwezenlijken: een onafhankelijke Oekraïense staat. Op 30 juni riep Jaroslav Stetsko in Lviv namens de OOeN die eigen staat ook uit, in de hoop dat de Duitsers het als fait accompli zouden accepteren. Hoewel het niet met hun plannen strookte, kwamen de Duitsers hiertegen niet direct in actie.

Al gauw troffen ze de duizenden lijken in de West-Oekraïense gevangenissen aan. Duitse politie- en legerkringen grepen het aan als gelegenheid de lokale bevolking enige tijd de vrije hand te geven voor wraakacties. De chef van de Sicherheitsdienst Reinhard Heydrich sprak van Selbstreinigungsaktionen. Nu de NKVD en andere communisten waren gevlucht, haalden Oekraïense milities Joden van huis of de straat, ze geleidden hen onder stokslagen naar de gevangenissen en droegen hen op de lijken op te graven, te wassen en klaar te maken voor transport. Het vele geweld waarmee dit gepaard ging, had soms al de dood tot gevolg. Het kwam van de kant van de milities zowel als van passanten, al zullen die zeker niet de hele Oekraïense en Poolse bevolking vertegenwoordigd hebben.

Maar het ergste geweld kwam van Duitse soldaten en politiemannen. Zij waren het die, als voorbode van de Holocaust, veel van de opgepakte Joden tijdens of na het opgedragen werk doodschoten. De bloedigste geweldsexcessen tegen Joden vonden volgens Struve plaats langs de route die de divisie Wiking van de Waffen-SS door Oost-Galicië volgde. Van deze divisie maakte het regiment Westland deel uit, waarin ook enkele honderden Nederlanse en Belgische oostfrontstrijders verzameld waren. (Wat Nederlanders betreft, Pieter Menten was in deze zelfde dagen druk doende met het doodschieten van Joden in een dorp in de provincie Lviv.)

Geweld tegen Joden

Kiebuzinki en Motyl leggen de nadruk op de massamoord door de NKVD, maar besteden ook aandacht aan het geweld tegen de Joden. Alleen doen zij een erg defensieve poging het Oekraïense aandeel daarin te relativeren. Het zal voortkomen uit het gemakzuchtige en kwaadaardige automatisme waarmee Oekraïners in de Sovjet- en Russische propaganda tot op de dag van vandaag worden geïdentificeerd met antisemitisch nazisme.

Het geweld kwam volgens Kiebuzinki en Motyl van ‘een kleine minderheid’ van de Oekraïense én Poolse bevolking, hoofdzakelijk ‘boeven, tuig en gespuis’ met vooral ‘hebzucht’ als motief. Het toeschrijven van het geweld aan de Oekraïners of de Polen dan wel de nationalisten uit hun midden getuigt in hun ogen van niet in de academische literatuur thuishorend ‘essentialisme’.

Zo blijft de rol van Oekraïense milities echter wel onderbelicht en nemen zij de OOeN tot op zekere hoogte in bescherming. Dat er daar antisemitisme heerste wordt door Kiebuzinki en Motyl niet ontkend maar enigszins gebagatelliseerd: er kwamen wel anti-Joodse uitingen voor, maar de OOeN verklaarde zich tegen pogroms en beschouwde ‘Moskou’ als de voornaamste vijand. De rest moet de lezer zelf maar raden.

Daarvoor kan hij beter terecht bij Struve. Die ziet goede redenen om de Bandera-tak van de OOeN, en al helemaal in 1941, als fascistisch te karakteriseren, al verkiest hij zelf de term radicaal-nationalistisch. Uit zulke overtuigingen kwam het geweld tegen Polen, Joden en pro-communistische Oekraïners voort. De Bandera-aanhangers streefden ernaar op hun ‘eigen territorium’ een homogene natie te vormen, waarbinnen ‘anderen’ slechts beperkte of zelfs geen rechten genoten. Hoe die ‘ontnationalisering’ moest plaatsvinden, door middel van assimilatie, gettoïsering dan wel verdrijving, daarover dacht  men verschillend.

Al werd er binnen de OOeN dus gepleit voor etnische zuivering, en zelfs op een ‘genocidale’ manier, er bestond volgens Struve geen vooropgezet plan voor  pogroms. Maar wel stelt hij vast dat de uitlatingen van Stetsko en andere OOeN-kopstukken, die de Joden als pijler van het bolsjewistische regime zagen, getuigen van ‘een hoge geweldsgezinde, Jodenvijandige radicaliteit’. Wat het aantal slachtoffers betreft beperkt Struve zich tot Oost-Galicië. Daar schat hij de dodelijke tol van het antijoodse geweld op ergens tussen de 7.300 en 11.300 personen. Voor de voorafgaande massamoord door de NKVD komt hij voor hetzelfde gebied op 7.500 tot 10.000 dodelijke slachtoffers.

Ondertussen wilden de Duitsers helemaal geen eigen Oekraïense staat toestaan, zelfs niet als die braaf collaboreerde. Stetsko werd op 9 juli 1941 in Ehrenhaft genomen en verdween via Krakau naar Berlijn, Bandera achterna. Een week later werd Oost-Galicië bij het Generalgouvernement für die besetzten polnischen Gebiete gevoegd.

Ook andere OOeN-leiders werden spoedig gearresteerd, wat de organisatie later de gelegenheid gaf zich als anti-Duits voor te doen, al was ze dat ook gedurende het verdere verloop van de oorlog lang niet altijd.


UPAgevangenen1946Soldaten van het Oekraïense Opstandelingenleger (OePA), in 1946 gevangen genomen in de Sovjet-Unie (foto Wikimedia)

Nuttig maar niet solide

Kiebuzinski en Motyl hebben een nuttig boek samengesteld over een belangrijk onderwerp dat in de academische literatuur weinig aandacht heeft gekregen. Maar ze laten er geen nieuw helder licht op schijnen. Het is een ‘sourcebook’. De ruim honderd bladzijden volgend op hun inleiding bestaan uit fragmenten uit de wetenschappelijke literatuur, veelal van hoog kaliber, al ontbreken de bijbehorende voetnoten helaas. Daarna komen meestal ook al eerder gepubliceerde documenten, krantenberichten, ooggetuigenverslagen en een aantal foto’s.

De lezer is ermee geholpen dat ze hier bij elkaar zijn gebracht en hij ze niet hoeft op te zoeken in vaak moeilijk te vinden boeken en tijdschriften. Een nadeel is dat ze in de oorspronkelijke taal zijn afgedrukt, dus naast Engels, Duits en Frans ook in het Russisch, Pools en Oekraïens. Misschien is de authenticiteit daarmee gediend, maar het betekent dat de meeste lezers vele tientallen bladzijden van dit bronnenboek moeten overslaan.

Volgens Kiebuzinski en Motyl is na hun bronnenboek het wachten nu op wetenschappelijke studies over hetzelfde onderwerp. Maar in elk geval één zo’n studie bestaat al, het omvangrijke, uiterst solide beargumenteerde en gedocumenteerde boek van Kai Struve, al ligt zijn nadruk meer op de antijoodse geweldsgolf dan op de massamoord door de NKVD.

Ksenya Kiebuzinski & Alexander Motyl (eds.). The Great West Ukrainian Prison Massacre of 1941: A Sourcebook. Amsterdam University Press, 2017, 431 p.
Kai Struve. Deutsche Herrschaft, ukrainischer Nationalismus, antijüdische Gewalt: Der Sommer 1941 in der Westukraine. De Gruyter Oldenbourg, 2015, 739 p.

Wekelijkse update?

Iedere donderdag uitgelichte artikelen in uw mailbox

Eerst doorlezen? U kunt zich ook later aanmelden via de home pagina.

Als u in uw browser de cookies blokkeert, ziet u deze popup steeds weer. Daarvoor excuus.